Ons erf in volle bloei
Op deze pagina vind u gedichten uit mijn Candlelight Gedichtenserie.
De namen in deze gedichten zijn gefingeerd en elke overeenkomst
met een u bekende naam berust op een toevalligheid.
Mijn Valentijn`s probleem
Ik heb een groot probleem,
het verward mij dan ook zeer extreem.
Daar ik er maar niet aan wen
dat ik zó veel lieve vrouwtjes ken.
Hierdoor moet ik er voor waken
dat ik niet de verkeerde keuze ga maken.
Het is reeds kort voor Valentijn
en dan wil ik toch onder de pannen zijn.
Van die dochter van Boelaard,
was ik helemaal van de kaart.
Daar ik haar boven `n ieder vereerde
wanneer zij naar mij koketteerde.
Maar ook Agnes mocht er wezen
en dan die dochter van Meessen
ja ik vind ze allemaal even lief
want ook bij Anneke vind ik mijn gerief.
Als ik hen allen uit mijn gedachten zet
rijst bij mij de beeltenis van Annet
Ook zij zou een goede keuze zijn
om mee voor de dag te komen op Valentijn.
Maar dan zou ik Antje uit mijn hoofd moeten zetten
en niet meer op andere schoonheden moeten letten
want ik zeg het dan maar wat platvloers
Annet is erg jaloers.
Om dan van Annelies niet eens te spreken,
daar raak ik nooit op uitgekeken.
Van de vormen in haar postuur
droom ik steeds elk uur.
Maar door de herinneringen aan Annemarijn
die mij verwees naar de Noordpool
zie ik haar nog steeds als mijn idool
doch zij zal wel niet te vermurwen zijn.
Ja en dan zijn er nog Berna,
Coby, Elisa, Elly, Jelly en Emmy
die ik maar wat graag aan mijn zijde zie
zij staan mij allen even na.
Maar ook met Clara heb ik soms sjans
als ik met haar de foxtrot dans.
en met Josse, Jos, Lya en Marianne
had ik reeds lang amoureuze plannen.
want je zult het wel niet geloven
maar ik val ook op die dochter van Engelshoven.
Nu, ik weet het voor mij zelf niet meer,
want elke beslissing doet mij zeer.
Om toch kleur te geven aan Valentijn
stuur ik; daar ik de ware niet kan noemen
ieder een mooi bos bloemen
in de hoop dat allen er even gelukkig mee zullen zijn.
Dd J.
De mijmering van een dromer
Ook deze dag is weer voorbij
en rijgt zich aan de lange rij
van dagen die zijn voorbij gegaan.
Een nieuwe dag komt er weer aan.
`k Leg nu mijn moede hoofd maar neer
wat morgen komt zie `k dan wel weer.
Nu ben ik door slaap reeds overmand
en neem Klaas Vaak mij bij de hand.
Zoals bij al die vorige nachten
die mij in `t dromeland brachten
ja ik weet `t dromen zijn bedrog,
maar toch.
Zou ik ze niet willen ontberen
ik leef dan in hoger sferen
en zit dan als ridder op mijn witte paard,
door lieftallige dames na gestaard.
Allen willen graag met mij mee
maar op mijn paard is slechts plaats voor twee.
Daarom ga ik in galop,
totdat ik bij jou stop.
Rita ik hijs jou dan in het zadel,
want meisje al ben je dan niet van adel,
ik hoop dan toch dat jij aanvaardt
dat ik je meeneem op mijn witte paard.
Wij galopperen dan naar mijn paleis
als ware het een huwelijksreis.
Hopend dat ik jou niet kwijt zal raken,
zelfs morgen niet bij het ontwaken.
Dd
J.
Hoe kan ik van je dromen
Ja ik droom elke nacht
dat jij weer naar mij lacht.
Jij strekt je armen naar mij uit
en roept dan heel luid.
In de sterren staat geschreven
al wat wij saam nog zullen beleven.
Ver boven zon en maan
daar zie ik steeds die boodschap staan.
Daar zie ik dat met een stift
ons beider name,
flikkerend als een neon reclame
in het firmament is gegrift.
Maar jij hebt mij alle hoop ontnomen
ik zie dit alles in mijn dromen
steeds is het dat mijn wereld in stort
als ik weer wakker word.
Dus wacht nu niet langer
en kom bij mij terug.
Ik wordt nu steeds maar banger
dus kom Oh kom toch heel vlug.
Graag zou ik je bellen
en je dan vertellen
van al die slaaploze nachten
dat ik op jou lig te wachten.
Maar het heeft geen zin
er is voor ons geen nieuw begin
dus hoop ik dat aan die dromen
nu een einde is gekomen.
Dd
J.
Slaapje al ?
"Slaap je al mijn lief?"
"Eh..., wat blief??
"Ervaar je mijn aanwezigheid
mischien als enig ongerief?"
"ach nee mijn lief,
het is juist dat het mij verblijd
als jij je bij mij vlijd.
Ook is het voor mij een hele rust
als ik weet dat jij mij morgenochtend wakker kust"!
Dd
J.
Wakker worden
Als ik wakker wordt voel ik mij door jou omklemt,
ik was voor gans de nacht getemd.
Jij had mij meegenomen,
Om saam te kunnen dromen.
Ik maak mij los uit jou omstrengeling.
Jouw arm was als een vergrendeling,
waar ik haast niet uit kon komen,
opdat ik met jou zou blijven dromen.
Maar nu ik naast jouw leger sta,
ben jij mij nog net zo na
en voel ik mij niet genomen,
daar er nog vele nachten met jou zullen komen.
Dd
J.
De liefde
Als de liefde verwelkt
doch de genegenheid groeit
heeft men noch genoeg voor elk
dat elkander boeit.
Dd
J.
HET MEISJE IN HET SCHILDERIJ.
Hoe lang stond ik daar reeds te kijken
mijn blik verstart mijn geest verrijkend
Wie bekeek mij ooit zo van opzij
wie was dat meisje in dat grote schilderij.
De gids was twee maal weer gekeerd
ik had zijn roepen afgeweerd.
Hij ging verder met de rij
ik bleef staren naar dat meisje in dat grote schilderij.
Ik liet steeds mijn blikken gaan
en keek het meisje verward en vragend aan.
Het was als of zij sprak tot mij
dat meisje in dat grote schilderij.
Wat was toch die boodschap die zij uitstraalde
terwijl zij met haar schoonheid praalde.
Iik kon `t niet bevatten maar voelde mij blij
door dat meisje in dat grote schilderij.
Het lange blonde haar viel schalks over haar schouder
zij leek een tiener of net iets ouder.
Het gezicht dat straalde, zij was blij
dat meisje in dat grote schilderij.
met haar mooie ogen keek zij mij steeds aan,
alsof zij zeiden; "stop niet verdergaan.
Ja blijf toch bij mij?"
Bij dit meisje in dit grote schilderij.
De frivoliteit van haar contouren
deed het jurkje om haar snoeren.
Zij geleek zo gelukkig en vrij
dat meisje in dat grote schilderij.
"Zij was te mooi voor deze aarde
van daar, dat ik haar voor eeuwig op dit schilderij bewaarde."
Zo stond geschreven door kunstschilder Walt de Rijk
op een lei, over het meisje in dat grote schilderij.
Toen ik die regels las begon ik te beven
mijn herinneringen kwamen weer tot leven
nu werd het verleden weer helder voor mij
zij was Michaela het meisje in dat grote schilderij.
Nu kwam het mij weer duidelijk voor de geest,
zij was heel even in mijn leven geweest.
Ik vond haar zo mooi en lief zij maakte mij blij
dat meisje in dat grote schilderij.
Zij zei tot mij; "morgen zal ik wederkeren,
nu moet ik gaan ik moet poseren."
Ik was toen heel opgetogen en zo blij
met dat meisje in dat grote schilderij.
Heel lang heb ik toen op haar gewacht
op dat bankje bij de gracht.
Jaren liet ik in mijn hart voor haar een plaatsje vrij
voor dat meisje in dat grote schilderij.
Nu kwam er opeens duidelijkheid
over mijn vragen in die tijd
zij voelde zich niet te mooi voor mij
dat meisje in dat grote schilderij.
Toen kwam er naar mij een heer;
die zei; wij gaan sluiten meneer
Haar blik van opzij, zei nu tot mij
"Ja ik ben het; dat meisje in dat grote schilderij".
Dd
J.
Een kaars voor mij
Mirjam zet een kaars voor je raam vandaag
dat is al wat ik je vraag.
Opdat hij brand zodra het donker wordt
en blijft schijnen tot de ochtend gloort.
Zodat zijn schijnsel in de nacht
mij brengt waar jij op mij wacht.
Laat hem branden als een baken
zodat ik bij jou ben nog voor `t ontwaken.
Voorkom dat ik ga dwalen
dus laat je kaarsje stralen.
Alleen zo weet ik jou te vinden,
waarna ik jou aan mij kan binden.
Heel zachtjes kom ik dan bij jou binnen,
om jou te strelen en te beminnen.
Zo samen bij het kaarslicht
ontbrand het vuur in dit gedicht.
Ik zal jou dan voelen als brandend zand,
totdat die kaars is opgebrand.
Bij het doven van dat licht
komt ook voor ons een eind aan dit gedicht.
Dd
J.
Als de Betuwe in bloei staat
Als de Betuwe weer bloeien gaat
en een brandend kaarsje voor je raam staat
dan weet ik jou te vinden
om jou aan mij te binden.
Jij kleine Betuwse boerin
wordt nu toch mijn vriendin
laat mij niet langer wachten
je bent steeds in mijn gedachten.
Ik zoek die kaars daar voor jouw raam
en roep dan heel zachtjes jouw naam
Laat mijn roep niet onbeantwoord
als je mijn roepen hoort.
En mocht je mij niet horen
ik wacht op jou tot aan `t ochtendgloren
al is de kaars dan opgebrand
toch ding ik nog steeds naar jouw hand.
Ik wil jouw in mijn huwelijksbootje roeien
terwijl de gaarden bloeien
en voor de kersen kleuren
laat ik het bruidsboeket reeds geuren.
Ik schreeuw het van de daken
jou wil ik gelukkig maken
daarom hoop ik dat jij met mij gaat
als de Betuwe in bloei staat.
Dd
J.
La critique et l'art est difficile
Kritiek is gemakkelijk, maar de kunst is moeilijk.
M`n lief ga toch lekker slapen,
je zit maar steeds te gapen.
Stoor je niet aan mij,
ik laat je volledig vrij
Ik dek jou dan lekker toe,
zodat de engeltjes over je waken.
Ik zie het wel, jij bent moe.
kruip maar lekker onder `t laken.
Hier is nog een aaitje over je bolletje
en een krabbeltje over je rug
en ga nu onder je wolletje
dan zie ik je morgen weer terug
Dd J.
De koninklijke koets
Ik zou willen dat ik een koetsje was
gebouwd op een zeer fragiele as
met hele dunne wielen
en op de vloer een stoofje voor de hielen.
Verder van binnen met fluweel bekleed
een interieur waar aandacht aan is besteed
Ja zo`n koninklijke koets
die voldoet aan elke toets.
Een koets voor een prinses
met er voor de paarden, minstens zes.
Met èèn koetsier en een lakei
voor een rit door de stad langs de abdij.
Een prinses zo wonderschoon
met op haar hoofd een gouden kroon.
Ik reed haar dan rond zo heel bedaard
door een ieder toegewuifd en nagestaard.
Dit is van mij een wens
als ik anders moest zijn dan een mens.
Doch dit is slechts èèn van mijn luchtkastelen
en zo heb ik er nog zo velen.
Maar ik ben maar een jongen van de straat
die zijn jaloerse blikken laat, naar `t koetsje wat daar gaat.
Zes paarden trekken die calèche
met er in een echte prinses.
Verder met een koetsier en een lakei
zo gaat het geheel aan mij voorbij.
Dan hoor ik vanuit de koets een gilletje
de koetsier luistert naar de prinses haar willetje.
Hij trekt de teugels aan en roept Hoooooooe
de lakei stapt af en komt op mij toe;
"jij hebt de prinses behaagt,
vandaar dat zij jou in haar koetsje vraagt".
Met stomheid ben ik dan geslagen.
Zou ik dat durven wagen?
De lakei duwt mij naar voren
om zo mijn trans te verstoren.
Ja en voor ik `t zelve weet
zit ik in de koets die met fluweel is bekleed.
Alles is afgezet met een gouden koord.
Ik zit naast Jelly de prinses alsof het zo hoort.
Zij stelt mij snel op mijn gemak
en samen gaan wij uit ons dak.
Machtig is `t om met zo`n schoonheid te mogen toeren
en je te saam in die calèche te laten vervoeren.
Dan komt er een einde aan de rit
waar prinses Jelly nog het meest mee zit.
"Kom ik ga mijn ouders er mee verblijden
dat wij samen zo fijn zijn wezen rijden.
En zien zij aan mij dan mijn geluk
dan kan onze vriendschap niet meer stuk.
Jij hoeft mijn pa enkel nog maar mijn hand te vragen
en wij sjezen nog jaren rond in deze wagen."
Dd J.
Spiegelbeeld
Het spiegelbeeld dat je in mijn ogen ziet
is het schilderij dat jij mij biedt.
Want heel lief en zo fragiel;
zien mijn ogen jouw profiel.
Afgetekend tegen de werkelijkheid om je heen
zien zij jou, ja jou alleen.
Graag wil ik jou aan mijn laten wennen,
opdat je mijn innerlijk kan herkennen.
Zodat de herkenning die je in mij vindt
dat gene is dat ons dan bindt.
Elke bewondering van jou,
kleurt de dag al is hij grauw.
Nee eisen stellen doe ik niet,
ik wil je zo, zoals jij je biedt.
Ik wil jou in mijn armen kunnen nemen,
zonder jou te moeten claimen.
Mijn vriendschap die jij voelt,
is alleen voor jou bedoeldt
en telkens weer,
geef ik jou dat beetje meer.
Sterren flonkeren aan het firmament
als ik mijn aanzoek naar jou zend,
bekruipt mij een verlangen.
Mari ik vraag jou onbevangen.
Dd J.
Mijn Marie
Tiny jij was een heel knappe meid
maar voor jongens had jij geen tijd.
Nooit had je erg in mijn charmeren
jij moest zo nodig afstuderen.
Ik liep mij de benen uit het lijf
`k wordt nu nog moe als ik dat beschrijf.
Waar jij was, daar wilde ik zijn
ik beschouwde je reeds, als was je van mijn.
Maar steeds kreeg ik de deksel op mijn neus
studeren dat was jou keus.
Je had maling aan mijn grappen en grollen
en hield er niet van, met jongens te rollebollen.
Met het leren was je heel serieus
voor algebra had jij een goede neus,
maar als je zo bevallig in de schoolbank zat,
had je geen erg dat ik je aanbad.
Nooit werd ik eens door jou verleid,
maar wel werd steeds door jouw profiel mijn aandacht afgeleid
en moest ik dan voor straf weer langer blijven.
Dan moest ik honderden strafregels schrijven.
"Het is verboden dat ik gedurende de schooltijd
mijn aandacht aan de meisjes wijd."
Dat was een heel verhaal
en schrijf dat nu eens honderd maal.
Toch schreef ik die strafregels graag
ik schreef ze zelfs heel erg traag,
daar jij ook langer bleef voor extra les
onderwijl waren mijn blikken aan jouw adres.
De meester had het wel in de gaten
doch hij heeft het maar zo gelaten.
Was jij met je lessen klaar
dan zei hij tot mij; "Ga jij nu ook maar."
Ondanks dat je wist dat ik jou op handen droeg
wees jij mij steeds af als ik je vroeg.
Steeds deed je mij verzengen
als ik vroeg of ik je thuis mocht brengen.
Maar elke dag die ik jou had gezien
becijferde ik toch weer met een tien.
Wel waren het mijn ouders die steeds baalden
van de cijfers die ik op mijn rapporten haalde.
Toen kwam die lange Jan uit de Lage weg
waar ik uit jaloezie nooit wat tegen zeg
Ik snap nog niet wat je in die gozer zag,
maar hem schonk jij je liefste lach.
Aan studeren dacht jij niet meer
tegen die lange had jij geen verweer.
Je stortte je in zijn armen
enkel hij mocht jou verwarmen.
Maar toen ik jou na vele jaren, laatst tegen kwam
gloeide hij niet weer op die gedoofde vlam.
Door de herinnering aan een ver verleden
want met mijn huidige Marie ben ik nu best tevreden.
Dd J.
Maak mijn dromen waar
Heel veel mooie vrouwen lagen reeds aan mijn voeten
blondjes zwarten en roden met wat sproeten.
Maar Tiny nooit was er één bij
die zo mooi was als jij.
Mijn lieve Tiny jij spant de kroon
ik vind je wonder schoon.
De lijnen van jouw silhouet
neem ik in gedachten mee naar bed.
Ik lig dan van jou te dromen
en zie je in werkelijkheid komen
om dan bij het ontwaken
van de kook te raken.
Jij was er toch niet echt geweest
alleen in mijn dromen is het feest.
Dus ben ik steeds allenig nog
want dromen zijn toch echt bedrog.
Maar Tiny wat ik je nu wil vragen
durf jij het met mij te wagen?
Maak mijn dromen waar
en vorm met mij een paar.
Dd J.
Elke keer als ik jou bejegen
voel ik een sterk verlangen.
Heus ik vecht er tegen,
maar ik kan het niet verbannen.
Want jouw profiel
staat gegrift in mijn ziel.
Vaak word ik door angst bekropen
veinzend bij jou een blauwtje te lopen.
Ja het is heus
jij bent voor mij de eerste keus.
Met jou wil ik alles delen
als je mij aan je zijde kunt velen.
Wanneer ik na mijn dromen
terugkeer in de realiteit
dan voel ik mij genomen.
Ik mis je dan geheid.
Ik wil je vragen
wanneer gaat het bij jou dagen?
Ik zeg je ongeremd,
heus wij zijn voor elkaar bestemt.
met boer zoekt vrouw
doe ik niet mee.
Ik vaar namelijk op zee
maar wat ik je zeggen wou.
Ja zachtjes fluisterend in je oor,
Is dat ik voor altijd bij jou hoor.
Zo gauw mijn schip is aangeland
vraag ik toch echt jouw hand.
Dd J.
Luister toch naar mij.
Alie voor vanavond heb ik met je afgesproken.
Dus ben ik voor mijn vrienden ondergedoken.
Ik heb ze niets over jou verteld
anders hadden zij mij vast vergezeld.
Maar mijn lieve Alie ik deel je niet met iedereen,
ik wil jou gezelschap voor mij alleen.
Al ben ik gelukkig met de kleinste dingen in mijn leven,
toch verlang ik nog dat, wat jij mij zou kunnen geven.
Bij jouw afwezigheid merk ik pas wat ik mis.
Ja mijn Alie dat is zeker en gewis
want Alie hoe gelukkig ik ook met alles ben
ik zou iets missen als ik jou niet ken.
Bij mij heel diep van binnen is er een stem die mij verteld
dat het zonder jou slecht met mij is gesteld.
Wees toch voor goed mijn maatje bij zonnige en donkere dagen?
Dit is wat ik jou vanavond wilde vragen.
Hier voor kniel ik bij jou neer
ook al doe ik mijn knieën daarbij zeer
en Alie zoals het behoort;
wacht ik al knielend op jouw jawoord.
De foto
Adri Ik ken jou enkel van een foto
maar ik speel steeds een liedje op mijn banjo.
Dan komt jou beeltenis voor mijn geest
ik bewonder dan steeds jouw mooie leest.
jij danst dan voor mij een hele langzame wals.
Ook al speel ik nog zo vals.
Jouw foto op mijn monitor
is steeds voor mij het mooiste decor.
Ja alleen van een foto ken ik jou.
Het is die foto die ik steeds onthou
met die lieve glimlach die jij mij schenkt,
is het net of jij mij wenkt.
Jou ogen helder blauw,
die zeggen mij ik houd van jou
en van die kuiltjes in je wangen
heb je mij voor goed gevangen.
Jouw haren golvend zwart
vallen in jouw hals en over je hart
als speelse lijnen
die jouw gelaat verfijnen.
Mijn dromen gaan steeds over jou.
Dan leer ik je kennen als een mooie vrouw
en als wij dan samen wandelen gaan,
zijn er jaloerse blikken die ons gadeslaan.
Ik voel mij dan een vorst
en loop dan met vooruit gestoken borst.
Doch dit alles zijn symptomen
die ik slechts zie in mijn dromen.
Zeg mij nu tot besluit.
"Ja morgen kom ik als jouw bruid".
Adri maak daardoor mijn dromen waar
het wachten valt mij `O zo zwaar.
Dd J.
Voor altijd thuis
Thuis voel ik mij alleen bij jou,
daar ik ziels veel van je hou.
Want heus mijn Annemarijn,
bij jou thuis voel ik mij fijn.
Alles en iedereen kan mij worden gestolen,
maar naar jou verlang ik steeds onverholen.
Waar ik mij ook bevindt,
alleen bij jou voel ik mij thuis, mijn kind.
Alle wereldzeeën heb ik bevaren,
maar mijn verlangen naar jou komt nooit tot bedaren.
Valt dan eindelijk het anker uit de kluis,
dan voel ik mij bij jou weer eindelijk thuis.
Daarom Annemarijn ga ik nu niet meer van huis
en blijf ik voor altijd thuis.
De zee dat was mijn tweede vrouw,
maar thuis voel ik mij alleen bij jou.
De zee heeft mij altijd geboeid,
ik was het land reeds ontgroeid
maar toen ik het thuisgevoel bij jou leerde kennen,
kon ik zelfs op zee niet meer wennen.
Als zeeman ben ik nu bekeerd
en blijf voor goed bij jou afgemeerd.
Om van af nu, mijn Annemarijn,
voor altijd bij jou thuis te zijn.
Dd
J.
Om het 'thuisgevoel' van Dolf de Jong moet ik wel lachen, hoor. In dezelfde sfeer dan maar:
Zie ginds komt de stoomboot
och, zie haar daar staan.
Hij brengt haar een zeebonk,
het lokt haar niet aan.
Zeg, lief kapiteintje
neem hem terug aan boord
vaar met hem naar de Noordpool
waar afkoeling gloort.
Annemarijn
Nooit meer Thuis
Toen mijn schip de koers nam naar Rotterdam
dacht ik dat ik voor goed naar huis toe kwam.
In mijn kooi had ik reeds liggen dromen
hoe `t zou zijn om voor goed thuis te komen.
In gedachte zag ik mij reeds zitten
terwijl ik in een luie stoel half zat te pitten.
Verwent met een bakkie pleur
kwam ik niet meer buiten de deur.
Dromend dat ik eindelijk mijn thuis had gevonden
ontving ik de brief die jij mij had gezonden.
Ik werd overmand door grote vreze
toen ik die brief zat te lezen.
Heel mijn wereld stortte in.
Want voor Annemarijn was ik te min.
Ik voelde mij ontheemd
gedurende de lange reis was zij mij ontvreemd.
Reeds eerder had mij de angst bekropen
dat ik weleens een blauwtje zou kunnen lopen.
Ja nu was het feit dan daar
terwijl ik de wereldzeeën nog bevaar.
Het had nu geen zin om aan land te gaan
ik zou alleen op de kade staan
maar één ding weet ik nu zeker
ik monster straks aan op een ijsbreker.
Een ijsbreker die naar `t hoge noorden vaart
afkoeling blijft mij dan niet bespaart.
Zodat ik weer normaal denken kan
en als een echte zeeman enkel nog naar de zee verlang.
Dd J.
terug naar boven
Deze pagina is het laatst bijgewerkt op:
woensdag 03 mei 2017